Nieuws

Patiënt kiest niet automatisch de voorkeursfysio

14 februari 2020

Zorgverzekeraars hebben een belangrijke regierol in het zorgstelsel bij het inkopen van goede en doelmatige zorg. Deze rol kan beter worden vervuld indien de zorgverzekeraar de patiënten kunnen sturen naar voorkeursfysiopraktijken (‘plus praktijken’). We zien dat deze sturing in de praktijk veel lastiger is dan gedacht. 

In ons zorgstelsel, waarin sprake is van gereguleerde concurrentie, onderhandelen de zorgverzekeraars namens hun verzekerden met zorgaanbieders. Deze onderhandelingen betreffen de prijs, kwaliteit en doelmatigheid van de curatieve zorg. Er wordt van zorgverzekeraars verwacht dat zij hierin de beste rol hebben, omdat ze betere informatie hebben over de kwaliteitsverschillen tussen de praktijken. De overheid of de individuele patiënt heeft minder zicht hierop dan de zorgverzekeraar. Door de onderlinge concurrentie heeft de zorgverzekeraar ook een belang bij zorgverlening tegen een gunstige prijs-kwaliteitsverhouding. 

Bij deze onderhandelingen staat de zorgverzekeraar beter als de fysiopraktijk meer van zijn verzekerden in het vooruitzicht kan stellen. Het is daarom belangrijk voor hun onderhandelingspositie op de zorginkoopmarkt dat verzekeraars de keuzes van hun verzekerden kunnen ‘sturen’, naar fysiopraktijken waarmee gunstige afspraken te maken zijn. Als deze sturing ontbreekt, kunnen de verzekeraars hun regierol minder goed vervullen. Kortom, een zorgverzekeraar heeft er baat bij dat de verzekerde kiest voor een voorkeurs fysio praktijk. Om dit te stimuleren kunnen zij bijvoorbeeld de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg te beperken.

Dat de verzekerde een voorkeurs fysiopraktijk kiest, is niet een vanzelfsprekendheid. Niet iedereen staat hiervoor open omdat er bijvoorbeeld te weinig vertrouwen is in verzekeraars adviezen. De zorgverzekeraars kampen sinds de invoering van het huidige stelsel al met vertrouwensproblemen. Het vertrouwen in de verzekeraar is veel minder dan het vertrouwen in de fysio en praktijken zelf. Oorzaak is dat veel verzekerden denken dat de verzekeraar alleen geïnteresseerd zijn in geldbesparing. De patiënt maakt ook gebruik van andere informatiebronnen, zoals het advies van een huisarts. 

Voor de voorkeursziekenhuizen is hier onlangs een keuze experiment op losgelaten. In dit experiment kregen 425 deelnemers vier hypothetische keuzes voorgelegd met betrekking tot voorkeursziekenhuizen:

  • Deelnemer kan alleen het ziekenhuis kiezen dat is aangewezen als voorkeursziekenhuis
  • Deelnemer moet zich voorstellen dat ze eerder in een ander ziekenhuis goed is behandeld, maar niet in het voorkeursziekenhuis is geweest
  • Deelnemer moet zich voorstellen dat de huisarts een ander (niet voorkeurs) ziekenhuis adviseert
  • Deelnemer moet zich voorstellen dat de huisarts een ziekenhuis adviseert waar deelnemer al eerder een goede ervaring heb gehad. Dit ziekenhuis werd toen ook aangeraden door de huisarts. 

Zonder tegengestelde eigen ervaring of een ander huisarts advies kiest vrijwel iedereen voor het voorkeursziekenhuis van de zorgverzekeraar (92%). In het fictieve geval dat men eerder goed is behandeld in het andere ziekenhuis, volgt nog maar 19% het advies van deT zorgverzekeraar op. Indien sprake is van een positieve eerdere ervaring die door de huisarts was geadviseerd, kiest nog maar 6% voor het andere ziekenhuis. 

65-plussers lijken in alle situaties meer geneigd te zijn om de voorkeursaanbieder te kiezen. Hogeropgeleiden lijken wel minder goed te sturen wanneer de huisarts een ander ziekenhuis aanbeveelt dan het voorkeursziekenhuis. Deze groep heeft vooral vertrouwen in het advies van een zorgprofessional. 

Wat leren we van dit onderzoek:

Het zorgstelsel heeft vanuit het oogpunt van doelmatigheid en kwaliteit veel baat bij een sterke onderhandelingspositie van de verzekeraars. Deze onderhandelingspositie ten opzichte van ziekenhuizen wordt verslechterd, als de verzekerden moeilijk te sturen zijn. Om deze sturing beter te laten verlopen is het belangrijk dat de verzekeraars goed kunnen uitleggen waarom ze een voorkeur voor bepaalde ziekenhuizen hebben. Ook moeten de verzekeraars de beschikking krijgen over (financiële) sturingsinstrumenten met een betere prikkelwerking. Zo kan er heldere informatie komen over de voordelen van de voorkeursziekenhuizen, gecombineerd met deze effectieve financiële stimulans. Patiënten kunnen dan misschien toch het advies van de zorgverzekeraar volgen. 

Tot slot kunnen de verzekeraars meer de samenwerking opzoeken met de huisartsen. Van belang is het dat zij de informatie over de relatieve kwaliteit en doelmatigheid met de huisartsen delen en bespreken. Met als mogelijk gevolg dat er effectiever kan worden gestuurd naar het voorkeursziekenhuis. Verzekerden hechten namelijk veel waarde aan het advies van de huisarts.